Al-Andalus
Abd-al-Rahman, de opvolger van Mohammed, heerste tot 750 over het Arabische Rijk. Op de vlucht voor de te strikte geloofsleer van de fanatieke islamitische Berbers Almoraviden, kwam hij in 756 vanuit Damascus aan in Al-Andaluz. Verwelkomd als een heerser, wist hij eenheid te scheppen in het emiraat van Córdoba, het gebied dat liep van Zuid-Spanje tot aan de Pyreneeën in het noorden. Zo werd de bloeiperiode van het Islamitische Spanje ingeluid.
Het glorieuze Al-Andalus
Dankzij geavanceerde irrigatiesystemen konden hier Moorse voedingsmiddelen, zoals rijst, saffraan, katoen, citrusvruchten, vijgen en dadels worden verbouwd. Vanuit het gehele Arabische Rijk kwamen moslimgeleerden naar Córdoba waar zij hun kennis zowel met geloofsgenoten als met joden en christenen (de zogenaamde mozárabes) deelden. Al-Andalus floreerde in haar diversiteit.
De mengelmoes aan culturen en godsdiensten werd aangevuld door de Oost- en Noord-Europeanen en Soedanezen die als slaven in het emiraat waren gearriveerd, maar na bekering tot de Islam opklommen tot hoge maatschappelijke functies in de samenleving.
Islamitische pracht en praal
Het Al-Andalus wordt gezien als de Islamitische opvolging van het Romeinse Hispania. De Moren gebruikte de Romeinse fundamenten om de steden, die onder de Visigoten in verval waren geraakt, naar eigen inzicht te herbouwen. Zo ontstonden er Islamitische paleizen, forten, openbare baden, scholen en moskeeën, maar ook tuinen en fontuinen volgens de normen van de Islamitische architectuur. De Mezquita van Córdoba is hier een bijzonder voorbeeld van.
Opstanden door Ongelovigen uit het Noorden
De volken die ten noorden van het Emiraat van Córdoba woonden, werden beschouwd als ongelovigen. Zij werden sporadisch overvallen en gedwongen belastinggeld af te staan voor het Emiraat van Córdoba. De heerser al-Hakem (796-822) versloeg opstanden van Noordelijke ongelovigen bloedig neer. Zijn opvolger was vredelievender en een nieuwe periode van culturele bloei brak aan.
Tegen het einde van de 9e eeuw braken opnieuw opstanden uit, maar Abd-al-Rahman III (912-961) voorkwam verdere escalatie, door in 929 el-Andalus tot onafhankelijke, zelfstandige staat uit te roepen en hierbij de banden met het bestuurlijke centrum van het Arabische Rijk, Bagdad, te verbreken. Met het nodige militaire machtsvertoon bezette hij Noord-Afrika en de christelijke koninkrijken aan de noordgrens van zijn rijk. Net buiten Córdoba ontstond het nieuwe bestuurlijke centrum, de Medina al-Zahra.
Machtsuitbreiding van Almanzor
De machtseenheid van el-Andalus ging verloren onder de opvolger Hisham II (976-1013), die slechts in naam regeerde. De feitelijke machthebber was Almanzor. Deze raadsheer had een ongebreidelde uitbreidingsdrang. Niet alleen de politieke, ook zijn militaire ambitie was grenzeloos. Zo wist hij tijdelijk het noordelijke Léon, Barcelona en Santiago de Compostela onder zijn macht te krijgen. Na zijn dood in 1002 barstte een interne strijd los. Terwijl in 1031 een nieuwe moslimgroepering, de Almoraviden, fanatieke islamitische Berbers uit Marrakech, zich opmaakten voor een nieuwe regeringsperiode, viel al-Andalus in losse koninkrijken uiteen.
De Islamitische heersers in Spanje voelden zich bedreigd door de groeiende macht van de christelijke koning Alfons IV, koning van Castilla y León. Na de inname van Toledo in 1085 werden de Almoraviden ingeschakeld als hulptroepen, die in 1086 koning Alfonso de IV uit Toledo versloegen. Toch was het afgelopen met de Moorse overheersing van al-Andalus. De Christelijke macht breidde zich in de loop van de volgende vier eeuwen sterk uit.